De Laatste Steen: keurmerk voor een humane bouwpraktijk
Ook wereldberoemde
architecten kunnen wereldvreemde ideeën hebben. Zo presenteerde Le Corbusier in
1923 het Plan Voisin: sloop van het historische centrum van Parijs om plaats te
maken voor woontorens in een parkachtige omgeving. Gelukkig was dit plan niet
realistisch. Maar elk gerealiseerd ruimtelijk ontwerp, hoe kleinschalig ook, is
in de praktijk een experiment, waarin alle betrokkenen functioneren als
proefkonijn. In dat licht zijn stedenbouwkundige plannen als het Plan Voisin grootschalige
experimenten op menselijke gemeenschappen.
Zelfs als er
tijdig onderzoek wordt gedaan naar eventuele onbedoelde negatieve gevolgen, blijft
het bij wetenschappelijke experimenten gebruikelijke informed consent – door
betrokkenen verleende toestemming na voorafgaande informatie over eventuele
risico’s – gewoonlijk achterwege. Stedenbouwkundige plannen kunnen immers niet
worden uitgeprobeerd in een laboratorium. In de praktijk brengt bouwen bovendien
al genoeg praktische, technische en economische uitdagingen met zich mee. De
winst maakt vervolgens (te)veel goed.
Helaas was
het Plan Voisin geen incident. Telkens weer dragen stedenbouwkundigen,
landschapsarchitecten en architecten, bewust of onbewust, bij aan de
vernietiging van waardevol historisch erfgoed. Zo verdwijnt het historische
boerenland, eeuwenlang het belangrijkste onderwerp van Nederlandse kunstenaars,
volgens landschapsarchitect Adriaan Geuze naar verhouding sneller dan het
Braziliaanse regenwoud. Ons historische cultuurlandschap lijkt uit de mode.
Maar
van wie is ons landschap eigenlijk?
Burgers
ondergaan het. Dieren zijn ervan afhankelijk. Dichters en kunstenaars verbeelden
het. Maar stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten creëren het. Bescherming
van historisch erfgoed lijkt voor de laatsten echter geen prioriteit te hebben.
Zo is behoud volgens sommige ontwerpers in strijd met het ‘proceskarakter’ van
het landschap. Beschermers handelen volgens hen in strijd met ‘de
werkelijkheid’. Wie op dit moment het oude landschap wil bewaren wordt dan ook vaak
beschuldigd van nostalgie. Maar over welke werkelijkheid hebben we het hier?
Die
onontkoombare hedendaagse werkelijkheid, ook wel aangeduid als ‘kapitalistisch
realisme’, is volgens deskundigen ‘het echte leven van echte mensen’. Het enige
zekere eraan is dat alles onophoudelijk zal (en moet!) veranderen. Een
‘realistisch’ initiatief hiervoor is er niet. Behoud van waardevolle
monumenten, stadsgezichten of historische landschappen is, aldus, in strijd
met de werkelijkheid.
Interessant
in dit verband is de wat neerbuigende houding die zowel beleidsmakers als
ontwerpers aannemen zodra het gaat over behoud van historische landschappen. Productielandschappen
zijn nuttig. De wildernis is populair bij hoogopgeleide stedelingen. Maar onze cultuurlandschappen
hebben – evenals hun bewonderaars, de ‘laagopgeleide ouderen’ – hun langste
tijd gehad. Opgeruimd staat netjes?
Misschien
kunnen we iets leren van de nabije geschiedenis. Nog geen halve eeuw geleden
werd je ervan beschuldigd de stad tot een fraai decor te willen ‘bevriezen’
zodra je het opnam voor behoud van de historische binnenstad. Volgens toenmalige
vooruitgangsdenkers hadden monumenten niets te maken met de ‘levende cultuur’. Gelukkig
waren er destijds mensen – waaronder veel architecten – die zich verzetten. Inmiddels
koesteren we onze historische stadscentra. Jammer genoeg zetten beduidend
minder mensen zich in voor het behoud van onze laatste oude polders.
Ook bij de
nieuwbouw in de grootstedelijke binnensteden gaat het nog niet altijd goed. Neem
één van die moderne, luxueuze woontorens. Ze trekken zich niets van de omgeving
aan. Vaak zijn zulke verticale gated communities – want dat zijn het – van alle
gemakken voorzien: fitnesscentrum, zwembad, parkeergarage, ontmoetingsruimtes
en een professioneel onderhouden gemeenschappelijke daktuin. Pakketbezorgers
rijden af en aan. Bewoners hoeven hun omheinde leefgemeenschap nauwelijks te
verlaten.
Het middels
chique woontorens aantrekken van welgestelde bewoners zou goed zijn voor
grootstedelijke economieën. Maar in de praktijk profiteren vooral
geprivilegieerden. Wat doet zo’n ongenaakbare woontoren eigenlijk met
omwonenden?
In de
Verenigde Staten zijn de onzalige gevolgen van (verticale) gated communities
onmiskenbaar: teveel auto’s, toenemende segregatie en onveiligheid, hoge
windbelasting, langdurige schaduw. Kortom: onleefbare (binnen)steden. Elke
opgeleverde megatoren onttrekt opnieuw waardevol leven aan de stad. Alles is er
af, steriel bijna. Elke vorm van rommeligheid is zorgvuldig verbannen. Spontaan
levende wezens (vogels, kinderen) lijken in zo’n omgeving bijna misplaatst.
Bewoners leven in een ecologisch vacuüm. Hun ervaringen met de omringende buitenwereld
zijn uitsluitend visueel. Kortom: gated communities zijn goed voor hun
welgestelde bewoners, maar slecht voor al het andere stedelijke leven.
Op welke idealen, opvattingen,
theorieën en belangen zijn bovengenoemde experimenten eigenlijk gebaseerd? En
van wie? Nu we het er toch over hebben: van wie is de stad? Wat is eigenlijk het
mensbeeld van enthousiaste slopers, realisten en torenbouwers?
Vaak worden zulke vragen niet eens gesteld,
laat staan beantwoord. Maar we kunnen er veilig vanuit gaan dat de ontwerpers vorm
geven aan de wereld van de homo economicus: een nuttig, rationeel en, gezien de
formulering van Wikipedia – ‘gericht op de bevrediging van zijn behoeften op
efficiënte en rationele wijze’ – vanzelfsprekend mannelijk wezen! Zowel de stad
als het landschap zijn dus in handen van de economische mens. Dat geeft te
denken.
Het wordt
tijd dat ontwerpers bouwen voor daadwerkelijk levende wezens, menselijk of niet.
Want wie voor God speelt door (onomkeerbaar) in te grijpen in onze
leefomgeving, draagt een verantwoordelijkheid. De stad en het landschap zijn
van ons allemaal! Mensen hebben sinds mensenheugenis onveranderde behoeften:
inspanning, ontspanning, ontmoeting, zingeving en schoonheid. Schaal,
verhoudingen en menselijke maat staan hierin centraal.
Maar hoe zouden
proefpersonen ontwerpers kunnen motiveren om hun ambitieuze plannen te
vermenselijken?
Inmiddels
kiest een toenemend aantal producenten van levensmiddelen welbewust voor een
biologische bedrijfsvoering, ondanks de financiële consequenties. Een vergelijkbaar
keurmerk, ter beoordeling van de menselijke en ecologische waarde van het
eindproduct van de samenwerking tussen opdrachtgevers en ruimtelijk ontwerpers,
zou dus een eerste stap kunnen zijn. Met elk gerealiseerd project spreken
ontwerpers en opdrachtgevers zich immers uit. Een verleend keurmerk kan een
visitekaartje zijn.
Hoe verdien
je dit keurmerk? De (bouw)praktijk van respectievelijk architecten,
stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten varieert nogal. De beoordelingscriteria
moeten op verschillende vakgebieden toepasbaar zijn en liefst controleerbaar
door een leek.
Aan elk
gerealiseerd ruimtelijk ontwerp kan dus bij bewezen geschiktheid volgens een
aantal eenvoudige, voor elke leek begrijpelijke en officieel vastgelegde
criteria een keurmerk worden verleend. Misschien verdienen leefbare,
inclusieve, groene ontwerpprojecten binnenkort…
De LaAtSte
Steen!
Beoordelingscriteria
Kritische
vragen worden zowel gesteld als beantwoord. Streven we naar gelijkheid of
ongelijkheid? Leggen we ons neer bij de toenemende vercommercialisering van de
openbare ruimte? Benoemen we achterliggende belangen? Koesteren we het leven,
of accepteren we een langzame maar zekere afname ervan? Staren we ons blind op
een onzekere(!) toekomst op basis van technologische hoogstandjes of beschermen
we vooraleerst wat er is? Kortom: spreken onze plannen zich voor of tegen het Leven
uit?
De Laatste
Steen is letterlijk een omvangrijke, gehalveerde zwerfkei. Beide snijvlakken
worden vooraf gepolijst en voorzien van een ambachtelijk gebeitelde tekst. De
helften worden zo geplaatst dat de teksten goed leesbaar zijn. De ene helft
bevat de standaardtekst:
Landschap
a
Architectuur
t
Stede(n)bouw
t
e
STEEN
Op de andere
helft wordt de specifieke projectinformatie vermeld: ‘gelegd op (tijdstip) door
(ontwerpbureau) & (opdrachtgever)’, inclusief een weblink naar aanvullende informatie
over het keurmerk. Vanzelfsprekend is de definitieve plaatsing van de Laatste
Steen een feestelijke gebeurtenis, bijgewoond door gebruikers, omwonenden,
ontwerpers, opdrachtgevers en journalisten.
De Laatste Steen symboliseert miljoenen
jaren gestold leven. Aldus inspireert de Laatste Steen in de eerste plaats tot
bescheidenheid. De inbreng van ontwerpers en opdrachtgevers beperkt zich tot de
kunstmatig gepolijste doorsnede. Alle betrokkenen opereren immers op het
snijvlak van verleden en toekomst. Dankzij het grote soortelijke gewicht kan de
Laatste Steen niet zonder takelwagen ontsnappen. Zo krijgt de Laatste Steen, hoogstwaarschijnlijk
gedurende vele jaren, het laatste woord.
N.B. Dit artikel werd ingezonden voor de Geert Bekaert-prijs 2019. Het is niet in de prijzen gevallen.
N.B. Dit artikel werd ingezonden voor de Geert Bekaert-prijs 2019. Het is niet in de prijzen gevallen.
Reacties
Een reactie posten